Manuele therapie

Een manueeltherapeut is een fysiotherapeut die na zijn opleiding voor fysiotherapie een opleiding voor manuele therapie heeft gevolgd (gemiddeld 4 jaar). Daarmee heeft hij extra kennis opgedaan van de bewegingsmogelijkheden van de wervelkolom en de gewrichten. Door zijn gespecialiseerde opleiding is de manueel therapeut uitstekend in staat om de oorzaak van uw klachten te beoordelen.

In een eerste gesprek zal de manueeltherapeut o.a. vragen naar het ontstaan van de klachten, wanneer de klachten optreden, hoelang de klachten bestaan en wat de klachten doet toe- of afnemen.

Daarna volgt een lichamelijk onderzoek, waarbij de manueeltherapeut de houding en het bewegen beoordeelt en, met specifieke bewegingen, de gewrichten onderzoekt. Op grond van de verkregen onderzoeksgegevens kan een diagnose worden gesteld. Samen met u zal de manueeltherapeut beslissen of er behandeld kan gaan worden.

Het doel van manuele therapie is enerzijds het beter laten functioneren van de gewrichten en anderzijds je houding en bewegingen te verbeteren. Hiervoor gebruikt de manueel therapeut een aantal specifieke technieken die in de gewrichten kunnen worden toegepast. De manueeltherapeut probeert opgeheven beweeglijkheid te herstellen of een teveel aan beweging te stabiliseren door middel van training. Soms vult de manueeltherapeut deze behandeling aan met manipulaties (in de volksmond ook wel ‘kraken' genoemd). De gewrichten worden dan wat sneller bewogen. Daarbij kan een knappend geluid worden gehoord. De meeste patiënten ervaren dit als een kortstondig vreemd gevoel, maar vinden het over het algemeen niet pijnlijk.

Wanneer naar een manueeltherapeut

Als je een gewricht slecht kunt bewegen, of daar pijn bij hebt, kan manuele therapie uitkomst bieden. De effecten van manuele therapie zijn vaak direct na de behandeling merkbaar; gewrichten functioneren beter en bewegen gaat gemakkelijker.

Voorbeelden van klachten die een manueel therapeut kan behandelen:

  •     hoofd- en nekpijn in combinatie met het slecht kunnen bewegen van de wervelkolom;
  •     nek- en schouderklachten met uitstraling naar de armen;
  •     lage rugklachten, al dan niet met uitstraling naar de benen;
  •     hoge rugklachten, al dan niet in combinatie met rib- en borstpijn;
  •     duizeligheid bij het bewegen van de nek;
  •     kaakklachten, al dan niet in combinatie met nekklachten.